In tijden van crisis moet de overheid de kastanjes uit het vuur halen

 


Wat vind je van discussie de voorbije weken in de pers en de politiek over de financiële gevolgen van de coronacrisis en wie daarvoor moet opdraaien

Chris Reniers: “Iedereen moet zich ervan bewust zijn dat de uitzonderlijke overheidsuitgaven tijdens de coronacrisis een zware financiële aderlating zullen veroorzaken. Hoe groot die precies zal zijn en wie daar in welke mate door getroffen zal worden, is echter nog onduidelijk. Het lijkt erop dat de politieke verantwoordelijken momenteel de discussie wat voor zich uitschuiven.

Wat opvalt is dat in tijden van crisis – zoals ook ruim tien jaar geleden tijdens de bankencrisis – iedereen een beroep doet op de overheid om de financiële gaten te dichten en de problemen op te lossen. Op zich is daar niets mis mee: dat is nu eenmaal de taak van een goed werkende overheid. Daartegenover staat wel dat men het debat eerlijk moet voeren. Het kan niet zijn dat je in moeilijke momenten verwacht dat de overheid in financiële en structurele ondersteuning voorziet, terwijl je diezelfde overheid in voorspoedige economische tijden pluimt. Als je wil dat de overheid steeds haar rol kan spelen, moet die ook steeds de nodige middelen ontvangen.”


Niet alleen tijdens de coronacrisis moest de overheid tussenkomen, ook tijdens de onderhandelingen over het Interprofessioneel Akkoord werd er naar de overheid gekeken om de discussie te ‘smeren’.

Chris Reniers: “Ik stoor mij er bijzonder aan dat de werkgevers hun personeel wel iets gunnen, zolang ze zelf maar niet voor de kosten moeten opdraaien. Een premie kan, zolang die netto is en niet bruto, wat dan wel betekent dat de overheid inkomsten misloopt. Een verhoging van het minimumloon kan – en is hoognodig, ook in openbare diensten – maar dat wil het VBO zelf niet betalen. Daar moet de overheid maar in tussen komen.

Die houding is bijzonder cynisch. Wanneer het hen economisch voor de wind gaat, hebben het bedrijfsleven en liberale politici de mond vol van de vrije markt. De overheid moet zich dan vooral niet of zo weinig mogelijk moeien. Maar van zodra er problemen opduiken, betaald moet worden of verantwoordelijkheid moet opgenomen worden, dan moet de overheid maar inspringen. Dan is overheidscontrole plots wel aanvaardbaar, tenminste als dat betekent: financiering, bijstand en ondersteuning.

Ik stel me trouwens vragen bij die financiële stromen naar het bedrijfsleven. In principe zouden die moeten dienen om de werkgelegenheid te vrijwaren en te ondersteunen. In de praktijk is daarop echter nauwelijks controle. Wordt daar geen misbruik van gemaakt om de winst op te krikken of om dividenden uit te betalen aan aandeelhouders?”


Was je verrast door de plannen om het Zorgbedrijf Antwerpen volledig te privatiseren?

Chris Reniers: “Gezien de eerdere gedeeltelijke privatisering van de werking kon je dat wel voelen aankomen. Toch is de toenemende privatisering in openbare diensten als zorg, openbaar vervoer of onderwijs niet normaal. Voor sommige politici is het een gemakkelijke manier om geld te besparen, maar uit eerdere voorbeelden – bijvoorbeeld de publiek-private samenwerkingsprojecten in het onderwijs – hebben we geleerd dat het op termijn vooral meer geld kost.

Ideologisch en principieel zit zo’n privatisering eenvoudigweg niet goed. Openbare diensten moeten nu eenmaal openbaar blijven. De overheid moet instaan voor de financiering en de werking.

Trouwens, het is ook een fabeltje dat de dienstverlening na privatisering beter of goedkoper wordt. Men zou best een controlemechanisme inbouwen: check elke vijf jaar na privatisering of dienstverlening voor de burger beter en goedkoper is geworden. Indien niet, stuur dan grondig bij of maak de dienst opnieuw openbaar.”


Op internationaal vlak zien we momenteel een felle opflakkering van het geweld tussen Israël en Palestina. Komt dat ooit nog goed?

Chris Reniers: “Het is een déjà vu: steeds dezelfde beelden, steeds dezelfde slachtoffers. Gewone burgers en kinderen groeien op in haat, oorlog en armoede. Als de internationale gemeenschap er niet in slaagt rechtvaardigheid en evenwicht te brengen in die regio, zodat de twee volken als twee staten in vrede kunnen samenleven, dan is het einde zeer voorspelbaar. Dan zal op een bepaald ogenblik één volk ten onder gaan.”