De overheid runnen als bedrijf is een dure misvatting
Antwerps schepen Koen Kennis (N-VA) wil een overheid die functioneert als een goed geoliede machine: efficiënt, gestructureerd en doelgericht, zonder te verstikken in regels en procedures. Efficiëntie klinkt aantrekkelijk, wie zou daartegen zijn? Toch benadrukt Kennis dat het geen puur technocratisch ideaal mag worden, maar altijd verbonden moet blijven met het gemeenschapsdenken. Maar wat dat in de praktijk betekent, blijft de vraag.
De ingenieursblik zou moeten betekenen dat complexe problemen worden geanalyseerd en opgelost op basis van data. Toch wordt dat begrip te vaak misbruikt als rookgordijn voor iets heel anders: kettingzaagpolitiek, machtsmisbruik en de systematische ondermijning van expertise.
Vlaanderen heeft dat de afgelopen jaren aan den lijve ondervonden. De regering-Jambon schrapte 1.400 ambtenaren om 75 miljoen euro te besparen. Minder bureaucratie, minder kosten, een slankere overheid — op papier leek het een slimme zet. Maar wat gebeurde er? De uitbestedingskosten schoten omhoog, van 449 naar 612 miljoen euro. Consultants werden massaal ingehuurd om de gaten te vullen, zonder de informele netwerken en institutionele kennis van de mensen die voordien het werk deden. De besparing werd een meerkost.
Dit was geen efficiëntie, maar boekhoudkundig bedrog. Consultancy McKinsey waarschuwde al dat te veel rendementsdenken de veerkracht van organisaties vernietigt. Een Britse studie in de gezondheidszorg toonde hetzelfde aan: de meest 'efficiënte' ziekenhuizen, die op papier uitblonken in kostenbeheersing, presteerden in werkelijkheid slechter omdat ze alle menselijke flexibiliteit hadden weggesaneerd.
Dat is het patroon: snijden, besparen, uitbesteden, en dan verrast opkijken wanneer het systeem slechter én duurder blijkt te werken. Als efficiëntie echt gekoppeld wordt aan gemeenschapsdenken, zoals Kennis suggereert, waarom zien we dan vooral besparingen die die sociale onderstroom net verzwakken?
Sterke administratie
Elon Musk wordt vaak opgevoerd als hét voorbeeld van iemand die orde op zaken stelt. Ook sommige politici en opiniemakers hier kijken bewonderend toe. Opmerkelijk, want in de praktijk lijkt zijn aanpak meer op pestgedrag dan op goed bestuur. Werknemers die binnen een week een lijstje van hun productiviteit moeten inleveren, anders dreigt ontslag? Tienduizenden mensen zonder plan op straat zetten? Dat heeft niets met efficiëntie te maken. Toxisch leiderschap maakt een organisatie niet beter, alleen instabieler.
DOGE wordt voorgesteld als hét model voor een efficiënte overheid. De redenering is even simplistisch als fout: de private sector is efficiënt, de overheid log en lomp, dus moeten we de overheid runnen als een bedrijf. Maar waarom zou de zakenwereld per definitie efficiënter zijn? Denken we echt dat ambtenaren geen innovatieve oplossingen bedenken, terwijl ook privébedrijven bol staan van logge managementstructuren, nutteloze vergaderculturen en halfbakken PowerPoints?
Goed beleid hangt niet af van één charismatische leider of een 'slanke' structuur, maar van een sterke administratie die werkt op basis van expertise, ervaring en samenwerking. Precies dát zou een overheid met een ingenieursblik moeten begrijpen.
Koffiekamerlogica
Kennis haalt Panamarenko aan als de belichaming van de poëzie in techniek. Ik zet daar Louis Paul Boon tegenover, die de poëzie van de dagelijkse realiteit vastlegde. In De Kapellekensbaan laat hij zien dat officiële regels een façade zijn. De echte werking van de samenleving zit in informele afspraken en pragmatische omwegen. Ik noem dat de koffiekamerlogica, waar dingen ondanks de regels gebeuren. Zoals de beste ideeën niet in vergaderzalen ontstaan, maar aan de koffieautomaat.
Daarom is efficiënt bestuur meer dan een spreadsheetoefening. Het draait niet om een sterke administratie die samenwerkt met politiek, academici en sociale partners om problemen op basis van kennis en data op te lossen. Echte efficiëntie vraagt leiders die hun uitvoerders met kennis van zaken vertrouwen, en de moed hebben het het primaat van de politiek te temperen. Daar had Boon zeker wat over kunnen schrijven, met zijn volkse ironie. Wie weet, zelfs in boekvorm: De Koffiekamer.
Miranda Ulens, algemeen secretaris ABVV
Dit opiniestuk verscheen in De Morgen op 27 februari 2025