Nieuw sectoraal akkoord voor de lokale en regionale besturen

 


De onderhandelingen verliepen zeer moeilijk, maar eindelijk is er witte rook voor een sectoraal akkoord voor de lokale en provinciale besturen 2020. Ook de uitvoeringsmodaliteiten werden ondertussen vastgelegd. Er is al overeenstemming over het VIA-personeel. Voor het niet-VIA-personeel moesten echter nog belangrijke knopen doorgehakt worden.

Toepassingsgebied


Dit akkoord geldt voor alle VIA-personeel en voor de personeelsleden die onder het toepassingsgebied van het sectoraal akkoord voor de lokale en regionale besturen vallen: gemeenten en provincies, OCMW’s, autonome gemeente- en provinciebedrijven (behalve de havenbedrijven), intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en welzijnsverenigingen.

Personeelsleden die aan de slag zijn via tijdelijke werkgelegenheidsmaatregelen, kunnen uitgesloten worden.


De inhoud


Samengevat komt het op het volgende neer (met ingang van 1 januari 2020).

1. Verhoging maaltijdcheques voor wie het maximum van 8 euro per cheque niet heeft: recurrente verhoging (niet eenmalig, maar blijvend) in de werkgeversbijdrage van de maaltijdcheque met maximaal 100 euro per voltijdse equivalent. Voor de reeds lopende periode van 1 januari 2020 tot 30 juni 2020 is er een eenmalige correctie van maximaal 50 euro via een tijdelijke verhoging van het bedrag van de maaltijdcheques of het toekennen van andere cheques. Deze eenmalige regularisatie is noodzakelijk aangezien het bedrag van maaltijdcheques enkel voor de toekomst kan worden aangepast en niet voor het verleden.

2. Voor iedereen: recurrente koopkrachtverhoging van 200 euro per VTE door verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques, invoering of verhoging van ecocheques, sport- en cultuurcheques, cadeaubonnen…).

3. Verhoging van de minimale bijdragevoet tweede pensioenpijler tot 2,5 procent (of gelijkwaardige dekking).

Besturen die in 2019 en 2020 al een lokaal akkoord hadden gesloten met koopkracht verhogende maatregelen, mogen deze inspanningen verrekenen ten aanzien van dit sectoraal akkoord. Wel wordt de volgende dubbele garantie ingeschreven.
- De minimale koopkrachtverhoging uit dit sectoraal akkoord wordt gegarandeerd (zowel voor de cheques als voor de tweede pensioenpijler).
- De koopkrachtverhoging uit het lokaal akkoord blijft gegarandeerd. De middelen die het bestuur hiervoor uitgetrokken had, kunnen niet verminderd worden. Hoogstens kan er een herschikking van die middelen volgen. Dergelijke aanpassing kan slechts mits een lokaal protocol, dat moet afgesloten worden voor 1 januari 2021.

Deze verrekening wordt een moeilijke oefening voor onze onderhandelaars. Indien besturen een lokaal akkoord hebben afgesproken in 2019, zullen zij moeten aantonen dat er inderdaad een effectieve koopkrachtverhoging is verleend zonder tegenprestatie. Want dat is meestal het doel van lokale akkoorden: enerzijds een voordeel voor de werkgevers, anderzijds een voordeel voor de werknemers. Het is uiteraard niet de bedoeling van dit sectoraal akkoord om in dat geval het voordeel voor de werknemers te verrekenen. Hiervoor werd immers al een tegenprestatie geleverd. Onze onderhandelaars zullen voldoende geïnformeerd worden om het evenwicht te bewaren, zodat de personeelsleden inderdaad krijgen waar ze recht op hebben.

Hiermee komt een einde aan een lang verhaal dat enkel nog maar ging over een bescheiden koopkrachtverhoging. We staan nu voor een volgende fase: het onderhandelen van een nieuw rechtspositiebesluit en het oprichten van een paritair samengesteld sectorfonds. Een engagement van werkgevers en sociale partners om vorm te geven aan een hedendaags personeelsbeleid.

ACOD LRB staat niet te juichen voor dit sectoraal akkoord. Vooral de moeilijke en zware onderhandelingen staan in ons geheugen gegrift. Het gaat immers om een aalmoes en toch wrongen de werkgevers zich in allerlei soms onverantwoorde bochten om dit akkoord tegen te werken. Uiteindelijk krijgen we nu wat afgesproken werd na onze actie ‘het bal van de burgemeester’ in oktober 2018. We houden het op “iets is beter dan niets in deze rechtse tijden”.

 

Willy Van Den Berge, Gert Vlasselaer