Leugendossier, aflevering zoveel: politisering in plaats van lokale democratie

 

Over politieke zeden kan men discussiëren, maar er zijn toch ook feiten vast te stellen: een ontslag van een politiek verantwoordelijke volgt vandaag veel minder snel dan bijvoorbeeld een decennium geleden. Politici kunnen zich blijkbaar veel meer permitteren. Vooral dan de verantwoordelijken uit de Vlaamse regering.


De federale regering heeft immers al wat te lijden gehad. Na het ontslag van Eva De Bleeker (fouten in de begroting) volgden het vrijwillig ontslag van ministers Meryame Kitir en Sophie Wilmès en heel recent ook het ontslag van minister Schlitz (gebruik van persoonlijk logo voor overheidscommunicatie). Vier vrouwen dus, weliswaar vergezeld door één man, staatssecretaris Sammy Mahdi, maar deze maakte een promotie tot partijvoorzitter. We mogen dus grotendeels stellen dat men zich op het federale niveau bewust is van de verantwoordelijkheid, of toch minstens voor de vrouwelijke kant van de federale regering.

Dat ligt wat anders in de Vlaamse regering. Deze ministers voelen zich onaantastbaar en gedragen zich daar ook naar. Ze positioneren zich als verlichte despoten, maar vergeten dat het licht uit is. Ja, minister Wouter Beke heeft ontslag genomen, maar hier ging het toch over veel ernstiger zaken (wantoestanden in de ouderenzorg en de kinderopvang met dodelijke afloop). De andere ministers vinken simpelweg een regeerakkoord af en schrikken niet terug om zich te bedienen van leugens.


Waar staat dat?


Zo komen we terug bij minister Bart Somers en het leugendossier aflevering 36. Somers overtuigde zijn coalitiepartners om een nieuw rechtspositiebesluit op te stellen op basis van leugens. We hebben al een pamflet verspreid waarin de leugens van Bart Somers werden opgesomd (zie Tribune van april 2023). Op basis van dit pamflet stelde Vlaams parlementslid Kurt De Loor (Vooruit) een schriftelijke vraag aan minister Somers.

In de commissie Binnenlands Bestuur overtuigde de minister zijn collega’s van de noodzaak om een nieuw rechtspositiebesluit op te stellen met onder meer volgend argument:

“Je hebt een lokaal bestuur dat iemand moet aanwerven. Dat wordt door de regels bepaald die Vlaanderen dicht gebetonneerd heeft, en die voor alle steden en gemeenten dezelfde zijn. Voor de gemeente Haren zijn die dezelfde als voor de stad Leuven, voor de stad Antwerpen zijn die dezelfde als voor Duffel, of met andere woorden voor een kmo zijn die dezelfde als voor een multinational. Ze moeten op dezelfde manier werken, volgens dezelfde regels. We hebben meer ruimte gecreëerd. Als uw gemeente iemand moet aanwerven, is zij daar vandaag twee maanden mee bezig. De procedure ligt helemaal vast. Er is een schriftelijk examen en tegelijk een interview. Het schriftelijk examen moet uit drie delen bestaan.

De vraag van Kurt De Loor was simpel:

“Waar staat dat in de rechtspositiebesluiten van 2007 en 2010? Waar wordt bepaald dat de aanwervingsprocedure voor alle steden en gemeenten volledig dezelfde moet zijn, en waar staat bepaald dat het schriftelijk examen uit drie delen moet bestaan?”

Het antwoord van de minister klonk ontluisterend: het staat er niet. Somers stelde dat dit weliswaar niet opgelegd wordt aan de besturen, maar dat veel besturen het toch op die manier toepassen. Met andere woorden: een nieuw rechtspositiebesluit was helemaal niet noodzakelijk om de geschetste problematiek op te lossen. Een simpele opmerking over de mogelijkheden van het voormalige rechtspositiebesluit had volstaan. Moeten we dit niet bestempelen als een moedwillige en kwaadwillige leugen van de minister?


Objectivering aanwervingen? Fout…


Het antwoord van de minister maakte echter nog iets anders duidelijk. Hij vindt de lokale besturen niet bekwaam om een rechtspositiebesluit op een correcte manier te interpreteren. In zijn antwoord stelde de minister letterlijk dat besturen in de praktijk “vaak logge aanwervingsprocedures hebben neergeschreven in hun eigen rechtspositieregeling”. Met andere woorden, de minister meent dat hij beter weet dan de lokale besturen wat een goed personeelsbeleid inhoudt. Als een bestuur de plaatselijke rechtspositieregeling opmaakt, dan wordt daarover druk gediscussieerd en neemt het een volledig gedragen en democratische beslissing. De minister stelt nu onomwonden dat een lokaal bestuur een verkeerde beslissing neemt als het rekening houdt met de objectivering van aanwervingen. Straf toch.

Ethisch is het allemaal niet. Een burgemeester van Mechelen die als minister een nieuw rechtspositiebesluit doorduwt op basis van leugens. Op basis van dit nieuwe rechtspositiebesluit zal minister Somers ervan verzekerd zijn dat hij in de toekomst als burgemeester van Mechelen nog meer zijn zin kan doen. Hij heeft in het verleden al bewezen niet vies te zijn van politieke willekeur. Denken we maar aan de zaak Dirk Vijnck. Somers overtuigde een partijlid van LDD om over te stappen naar Open VLD en deed hierbij financiële beloftes. Toen werd hij als partijvoorzitter nog op de vingers getikt en kostte het hem vermoedelijk zijn postje. Nu kan hij dergelijke praktijken simpelweg toepassen in zijn stad. Hij kan op basis van het nieuwe rechtspositiebesluit willekeurig mensen aanwerven zonder objectieve aanwervingsprocedure en verlonen zoals hij het verkiest. Arm Vlaanderen.

ACOD LRB vecht het nieuwe rechtspositiebesluit met alle mogelijke juridische middelen aan en zal ook plaatselijk sterk optreden als politieke wantoestanden in de maak zijn. Maar wil de minister zo vriendelijk zijn om nu ook zijn politieke verantwoordelijkheid op te nemen?

 

Willy Van Den Berge, Gert Vlasselaer