ACOD Onderwijs niet akkoord met decreet over de lerenden en de organisatie in het onderwijs
Op 17 januari heeft de Vlaamse regering haar principiële goedkeuring gehecht aan het voorontwerp van het decreet over de lerenden en de organisatie in het onderwijs. ACOD Onderwijs heeft een protocol van niet-akkoord gegeven. Onze motivatie lees je hieronder.
Geen slimme apparaten in de klas
De regering wil een verbod op slimme apparaten invoeren. Deze term dekt niet enkel smartphones en gsm’s, maar ook andere instrumenten zoals smartwatches. Voor de leerlingen van de derde graad van het secundair onderwijs geldt het verbod enkel in de klas. De regering meent dat dit verbod de schoolresultaten, het welbevinden en het sociale klimaat zal bevorderen.
De scholen beschikken over beleidsruimte (bijvoorbeeld wat met extra-murosactiviteiten) en er is in uitzonderingen voorzien voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, om medische redenen, voor onderwijsdoeleinden bepaald door de school en voor individuele leerlingen, bij persoonlijke omstandigheden en met de toestemming van de school.
ACOD Onderwijs is tevreden dat dit verbod er komt in het basisonderwijs en de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs zowel tijdens de lessen als tijdens ontspanningsmomenten.
Wij begrijpen dat er afwijkingen mogelijk zijn in het kader van onderwijsdoelen, voor specifieke onderwijsbehoeften of omwille van medische redenen.
Totaal onaanvaardbaar is echter de uitzondering omwille van ‘persoonlijke omstandigheden’. Bovendien holt deze uitzondering het verbod uit. Ze zal de leerkracht heel wat planlast bezorgen en zijn gezag aantasten. Stel je voor dat je op een lesdag elk uur een andere klasgroep hebt. Is het dan de bedoeling dat je voor de aanvang van ieder lesuur bij de directeur gaat controleren wie om persoonlijke redenen zijn smartphone of smartwatch mag gebruiken?
Als de gsm rinkelt, moet de leerling het persoonlijk gesprek dan voeren in de klas in aanwezigheid van de medeleerlingen of moet hij dan – zonder toezicht – de klas verlaten? Hoe werden leerlingen vroeger – voor het gsm-tijdperk – om persoonlijke redenen bereikt? Was de bereikbaarheid via het secretariaat dan een probleem?
Drie uur extra Nederlands
Als de klassenraad oordeelt dat een leerling na het zesde leerjaar de eindtermen Nederlands onvoldoende bereikt heeft, maar toch overgaat naar het secundair onderwijs, dan is die leerling verplicht om in het secundair onderwijs per week drie lesuren extra Nederlands te volgen bovenop de gewone lessentabel.
Deze beslissing berust bij de klassenraad van het basisonderwijs. De scholen van het secundair onderwijs zijn verplicht deze drie uren te organiseren.
Hoewel ACOD Onderwijs de doelstelling van de extra uren Nederlands in het secundair onderwijs onderschrijft, hebben wij fundamentele opmerkingen en vragen die niet werden beantwoord tijdens de onderhandelingen.
Door het feit dat er nog geen besluit van de Vlaamse regering is over de concrete invulling en uitwerking van deze maatregel, kunnen wij niet inschatten welke gevolgen dit zal hebben voor het personeel. Komen er bijkomende middelen om deze uren te organiseren? Wanneer worden deze lessen gegeven?
Wat met de stigmatisering van leerlingen en het verzwaren van hun curriculum?
Waarom kunnen de drie uren niet opgenomen worden in de uren voor remediering binnen het curriculum? Wat zijn de gevolgen voor de leerling als er geen vakbekwame leerkrachten worden gevonden?
De klassenraad van het secundair onderwijs zal aan de hand van de studievoortgang van de leerling kunnen beslissen dat de extra uren Nederlands eventueel worden verminderd of beëindigd. Maakt de leerkracht die de extra uren geeft dan ook deel uit van die klassenraad? Het is immers niet noodzakelijk dat die leerkracht ook les geeft aan de alle leerlingen van die klas.
Veel vragen waarop we weinig antwoorden hebben gekregen.
Aanpassing NT2-test
ACOD Onderwijs gaat er niet mee akkoord dat in het volwassenenonderwijs de NT2-test voor 80 procent beoordeeld zal worden aan de hand van toetsvragen uit een gestandaardiseerde databank in plaats van de huidige 60 procent.
Deze testdatabank is onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. De test moet volwaardig gevalideerd zijn vooraleer hij over Vlaanderen wordt uitgerold.
De centra voor volwassenenonderwijs nemen de praktische uitvoering van het testproces in handen. AHOVOKS garandeert de validiteit van de test en de centra bewaken de betrouwbaarheid. Doordat de test nog niet op punt staat en wetenschappelijk nog meer onderbouwd moet worden, kan de periode waarin een test afgenomen wordt, niet worden uitgebreid. Dit maakt dat centra heel veel druk ervaren bij de ondersteunende personeelsleden (ICT, administratie…) en bij de leerkrachten die de test op een vastgelegde dag moeten uitvoeren. Een uitbreiding van de periode waarin de test kan worden afgenomen, zou de werkdruk die bij het plannen en afnemen ontstaat, drastisch kunnen verlagen.
Daarnaast lijkt het alsof de overheid geen vertrouwen heeft in de eigen evaluatie door de personeelsleden in de centra voor volwassenenonderwijs omdat hun aandeel in de NT2-test wordt verlaagd naar 20 procent.