Invloed verminderde prestaties op anciënniteit

Nieuws donderdag 30 augustus 2007




Blijkbaar ontbreekt het soms aan de juiste informatie over de invloed van deeltijdse prestaties op de berekening van de geldelijke anciënniteit. Dit zijn de regels en ons standpunt.

Voor alle duidelijkheid: een vastbenoemd personeelslid met verlof voor deeltijdse prestaties blijft de volledige anciënniteitrechten behouden. Een contractueel personeelslid met een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse prestaties bouwt de anciënniteit op pro rato zijn arbeidsregime. Een contractueel personeelslid met een halftijds contract zal dus dubbel zo lang moeten wachten op een tussentijdse overgang, dan een statutair personeelslid met verlof voor deeltijdse prestaties (50%). Een contractueel personeelslid met een voltijdse arbeidsovereenkomst dat een deeltijdse loopbaanonderbreking neemt, blijft wel van de volledige anciënniteitrechten genieten en krijgt dus op de normaal voorziene tijdstippen zijn baremieke verhogingen.

De contractuele personeelsleden – met uitzondering van het VDAB-instructiepersoneel – hebben geen functionele loopbaan en blijven dus steken in de eerste salarisschaal van de wervingsrang. Daarnaast moet een halftijds werkend contractueel personeelslid ook nog eens dubbel zo lang wachten op zijn baremieke verhoging. Hij kan dus quasi nooit het hoogste barema bereiken.

ACOD pleit ervoor om dit mechanisme af te schaffen, zodat iedereen – ongeacht het statuut of het werkregime – aangepaste baremieke verhogingen krijgt met dezelfde frequentie als de statutaire personeelsleden.