
Rustpensioen in het onderwijs, een stand van zaken
Nieuws donderdag 1 oktober 2015
Het pensioen, wat verandert er?
In het voorjaar heeft het federale parlement het wetsontwerp omtrent de geleidelijke afschaffing van de diplomabonificatie goedgekeurd. Vlak voor het zomerreces heeft het een tweede wetsontwerp goedgekeurd, waardoor de wettelijke pensioenleeftijd verhoogd wordt en de voorwaarden voor de toegang tot het vervroegd pensioen gewijzigd worden. Wat verandert er?
De pensioenmaatregelen hebben voornamelijk invloed op het moment waarop men met pensioen kan gaan. Ondertussen gaan de geruchten dat de volgende ingrepen nadelig zullen zijn voor de hoogte van het ambtenaren- en onderwijspensioen.
Wie niet onmiddellijk thuis is in de pensioenmaterie, kan zich oriënteren op onze website. Op de startpagina (links bovenaan) vind je een snelkoppeling naar een inleidend artikel (‘Is het pensioendebat soms Chinees voor u?’). We geven hier alvast de essentie ervan én de impact van de jongste maatregelen weer.
Rustpensioen vanaf de wettelijke leeftijd – algemene regel
Voor wie op 65 jaar met pensioen wil gaan, verandert er tot eind 2024 niets. Concreet betekent dit dat je recht hebt op een overheidspensioen, als je vastbenoemd bent, de leeftijd van 65 jaar hebt bereikt en een loopbaan van 20 jaar kan bewijzen. Je mag die 20 jaar gepresteerd hebben als ambtenaar, bediende en/of zelfstandige. Je voldoet ook aan de loopbaanvoorwaarde indien je minstens vijf jaar gepresteerd hebt als ambtenaar. Opgelet: in dit laatste geval wordt je diplomabonificatie (zie verder) niet in aanmerking genomen.
Op 1 januari 2025 wordt de wettelijke pensioenleeftijd opgetrokken naar 66 jaar en op 1 januari 2030 naar 67 jaar.
Vervroegd pensioen – verhoging van de leeftijd- en loopbaanvoorwaarde
De leeftijds- en de loopbaanvoorwaarden voor een vervroegd pensioen worden verstrengd. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen personeelsleden met pensioendeler (‘tantième’) 60 en personeelsleden met pensioendeler 55. Onderwijspersoneel heeft pensioendeler 55, behalve de personeelsleden van het CLB en het vastbenoemde MVD, net als de meeste ambtenaren.
Pensioendeler 60 (CLB en MVD)
Tot 2012 kon men vanaf 60 jaar vervroegd met pensioen gaan. De regering-Di Rupo heeft deze leeftijd verhoogd in stappen van zes maanden, zodat men vanaf 2016 pas op 62 jaar vervroegd met pensioen zal kunnen gaan. Ook de minimale loopbaanvoorwaarde, die in 2012 nog 5 jaar bedroeg, is stapsgewijs verhoogd en bedraagt nu 40 jaar.
De huidige regering zet deze lijn voort. Zowel de minimumleeftijd als de loopbaanvoorwaarde wordt gewijzigd. Ook de uitzondering voor de lange loopbanen wordt aangepakt. Zo wordt in 2017 de minimumleeftijd voor een vervroegd pensioen opgetrokken tot 62,5 jaar en zal de loopbaanvoorwaarde 41 jaar zijn. In 2018 wordt de minimumleeftijd opgetrokken tot 63 jaar en vanaf 2019 bedraagt de loopbaanvoorwaarde 42 jaar.
Welke diensten telt men om te bepalen of men voldoet aan de loopbaanvoorwaarde?
- Alle diensten die in aanmerking komen voor de vaststelling van het recht op een pensioen van de overheidssector. Hierbij maakt men geen onderscheid tussen deeltijdse en voltijdse diensten.
- De militaire dienstplicht of de burgerdienst
- De diplomabonificatie. Let op, je moet rekening houden met de geleidelijke afbouw ervan (zie verder).
- De periode van TBS voorafgaand aan het rustpensioen.
- De gratis aanneembare en de gevalideerde periodes van volledige loopbaanonderbreking. Niet-gevalideerde periodes gesitueerd vóór 1 januari 2011 tellen ook mee, indien ze valideerbaar waren.
Als je onvoldoende dienstjaren in de overheidssector hebt, kan men ook diensten als werknemer of als zelfstandige in aanmerking nemen. Hier gelden dan de regels van de pensioenstelsels van de werknemers of de zelfstandigen. Ook de gelijkgestelde periodes tellen mee.
Uitzondering op de algemene regel
Personeelsleden die een lange loopbaan hebben opgebouwd, kunnen alsnog vroeger met rustpensioen gaan: zie tabel 1.
Tabel 1: pensioendeler 60 (CLB en vast benoemd MVD)
|
Normale regel |
Uitzondering lange loopbaan |
||
Jaar |
Minimumleeftijd |
Loopbaanvoorwaarde |
Loopbaan op 60j |
Loopbaan op 61j |
2013 |
60,5j |
38j |
40j |
|
2014 |
61j |
39j |
40j |
|
2015 |
61,5j |
40j |
41j |
|
2016 |
62j |
40j |
42j |
41j |
2017 |
62,5j |
41j |
43j |
42j |
2018 |
63j |
41j |
43j |
42j |
2019 |
63j |
42j |
44j |
43j |
Pensioendeler 55 (alle personeelsleden behalve CLB en vastbenoemd MVD)
Voor de vaststelling van de vereiste loopbaanduur wegen de dienstjaren met pensioendeler 55 proportioneel zwaarder door dan de dienstjaren met pensioendeler 60. De dienstjaren met pensioendeler 55 worden vermenigvuldigd met een bepaalde coëfficiënt die door de overheid werd vastgelegd en in de tijd evolueert (zie tabel 2).
Tabel 2: pensioendeler 55 (alle personeelsleden uitgezonderd CLB en vastbenoemd MVD)
Jaar |
Minimumleeftijd |
Loopbaanvoorwaarde |
Verhogingscoëfficiënt |
Leeftijd lange loopbaan |
Loopbaanvoorwaarde |
Verhogingscoëfficiënt |
2013 |
60,5j |
34,83j |
1,0910 |
60j |
36,67j |
1,0908 |
2014 |
61j |
35,75j |
1,0909 |
60j |
36,67j |
1,0908 |
2015 |
61,5j |
36,67j |
1,0908 |
60j |
37,58j |
1,0910 |
2016 |
62j |
36,67j |
1,0908 |
60j 61j |
38,51j 37,58j |
1,0909 1,0910 |
2017 |
62,5j |
38,52j |
1,0644 |
60j 61j |
40,36j 39,44j |
1,0654 1,0649 |
2018 |
63j |
39,46j |
1,0390 |
60j 61j |
40,95j 40,38j |
1,0500 1,0401 |
2016 |
63j |
40,43j |
1,0390 |
60j 61j |
41,90j 41,34j |
1,0500 1,0401 |
Op welke diensten is de verhogingscoëfficiënt van toepassing?
De verhogingscoëfficiënt is van toepassing op:
- Alle werkelijk gepresteerde diensten.
- Alle verloven gelijkgesteld met dienstactiviteit en met behoud van bezoldiging.
- De periode van TBS voorafgaand aan het rustpensioen.
Ze is echter niet van toepassing op de periodes van diplomabonificatie en de periode van legerdienst of gewetensbezwaarde.
Geleidelijke afschaffing diplomabonificatie
In de ambtenaren- en onderwijspensioenen kent men het principe van de diplomabonificatie. Vandaag wordt de studieduur onder bepaalde voorwaarden beschouwd als deel van de loopbaan. Dit noemt men de diplomabonificatie. Ze is niet alleen voordelig bij het bepalen van de loopbaanvoorwaarden, ze zorgt ook voor een hoger pensioen.
Door de wet van 28 april 2015 wordt de diplomabonificatie geleidelijk afgeschaft voor de vaststelling van het recht op een pensioen. De geleidelijke afschaffing vangt aan op 1 januari 2016 en gebeurt in functie van de studieduur verbonden aan het diploma:
- De vermindering bedraag 4 maanden per kalenderjaar voor een diploma met een studieduur van 2 jaar.
- De vermindering bedraagt 5 maanden per kalenderjaar voor een diploma met een studieduur van 3 jaar.
- De vermindering bedraagt 6 maanden per kalenderjaar voor een diploma met een studieduur van 4 jaar of meer.
Let op: de diplomabonificatie wordt nog wel meegeteld voor de berekening van het pensioenbedrag.
De refertewedde voor de pensioenberekening
Sinds 1 januari 2012 wordt in alle pensioenregelingen van de overheidssector de pensioenberekening uitgevoerd op basis van de gemiddelde wedde van de laatste tien dienstjaren. Een uitzondering op deze regeling geldt er voor de personeelsleden die al de leeftijd van 50 jaar bereikt hadden op 1 januari 2012: hun pensioen wordt nog steeds berekend op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf dienstjaren.