Op zoek naar een coronavaccin voor cultuurwerkers

Nieuws woensdag 1 juli 2020

 


Pandemieën leggen de zwaktes en sterkers van ons samenleven bloot. In het cultuurbeleid tekent dat contrast zich sterk af. Ondanks duizenden afgelaste evenementen overleeft een groot deel van de cultuurwerkers dankzij hun statuut als werknemer. Ze bleven sinds de lockdown doorbetaald thuis of vielen terug op tijdelijke werkloosheid, soms met een compensatie voor het loonverlies dat ze lijden. Flexwerkers daarentegen, kwamen in een vrije val terecht. Een overzicht van al onze constructieve voorstellen.


Het uitzendkantoor Amplo had het zelfs over een ‘atoombom’ toen bleek dat in april 2020 het aantal contracten voor freelancers in de ­podium- en muzieksector 90 procent lager lag dan vorig jaar. Met die confronterende cijfers legt Amplo empirisch de negatieve impact bloot van de jarenlange liberalisering van de arbeidsmarkt, waar het weliswaar zelf toe bijgedragen heeft.

ls het van de Vlaamse minister van Cultuur, Jan Jambon (N-VA), afhangt, gaan we verder op dezelfde weg. Zijn visienota Kunsten pleit voor ‘meerstemmigheid’, maar dan niet in economische zin. De minister bestempelt de kunstenaar als ‘een ondernemer an sich’ en decreteert: ‘het feit dat men gesubsidieerd wordt, ontslaat niemand van de verplichting marktconform te werken’.


Sexy flexy?


Deze modelarbeider in flexwerk, die doorgaans heel wat onbetaalde arbeid verricht om een opdracht te flexfixen, is bijzonder kwetsbaar. Menig socioloog omschreef de ­arbeidssituatie van de kunstenaars als die van een neoliberale voorhoede. Het zijn nomadische jobhoppers die niet zeuren over nacht- en weekendwerk, negen-tot-vijf of de ‘work-life balance’. Ze zijn multi-inzetbaar en denken creatief ‘out of the box’ als er te weinig middelen zijn. Die gecultiveerde realiteit slaat nu inderdaad in als een bom.

"Durf toch te ondernemen”, klonk het heroïsche motto in zowat elke ­beleidsnota Cultuur. Vertrouw in jouw talent, fuck parachute of vangnet. Een keur van bekende gezichten getuigde de jongste weken in allerhande media over de impasse waarin zij of hun collega’s vandaag belanden.

De bodem is ook de volgende maanden helaas nog niet bereikt. Het mag gezegd dat de minister van Werk, Nathalie Muylle (CD&V), na de veelstemmige schreeuw om hulp al tegemoetkwam aan heel wat gevraagde noodmaatregelen om het vangnet van de werkloosheid uit te breiden.


Gezocht: structurele oplossingen


Beleidslui die opperen dat kunst en cultuur moeten excelleren: neem uw verantwoordelijkheid en werk aan een beleid dat na corona, of in het slechtste geval bij een nieuwe besmettingsgolf, betere bescherming biedt.

De relancemaatregelen die werkgeversfederaties zoals Voka de vorige dagen mediageniek voorstelden daarentegen, zwegen over de dringende herfinanciering van onze sociale zekerheid en zoeken hun heil in ouderwetse recepten die onze sociale rechten verder uithollen: minder ­sociale bijdragen, meer flexjobs, een taxshift bis, een belastingverlaging, soepeler ontslagen, fiscale cadeaus enzovoort. Ze zijn niet coronaproof.

Volgt er nu, na drie maanden bubbelburgerzin, een shockdoctrine? Die brute techniek van rechtse machtsstructuren om in tijden van rampen en de daaropvolgende ­publieke ontreddering de macht en de belastingcenten naar zich toe te trekken? Of grijpen we de les die het virus ons leert aan als een kans?


Jobs, jobs, jobs


Duw cultuurwerkers niet dieper in de werkloosheid maar kies voor een tewerkstellingsfonds dat de werkgevers tegemoetkomt die in ­deze onzekere tijden rechtstreeks, dus zonder dure bemiddeling van payrollbedrijven, een contract van langere duur willen aanbieden, eerder dan een opdracht verkruimeld in dagcontracten. Frankrijk doet het al langer. Of neem als overheid zelf massaal muzikanten, schrijvers, beeldend kunstenaars, fotografen en theatermakers aan om autonoom ­gemeenschapsvormende projecten te lanceren. Zoals professor Geert Buelens in Knack voorstelde, president Roosevelt en zijn New Deal in tijden van crisis achterna.

Tijdens de lockdown hebben kunst en cultuur hun belang andermaal bewezen. In de herstelperiode die volgt, kunnen ze minstens even betekenisvol zijn. Stuur er bij de volgende subsidieronde ook op aan dat kunsthuizen kunnen kiezen voor een collectieve arbeidsduurvermindering: dat is een ideale remedie voor de burn-outcultuur en het creëert creatieve speelruimte voor nieuwe krachten. Jobs, welke liberaal kan daar­tegen zijn?

Nog: hervorm het zogenaamde kunstenaarsstatuut. Met het wegvallen van opdrachten ligt de instapdrempel voor jong talent nog hoger, hoewel net de jongeren deze voordeelregels broodnodig hebben. Dat kan zelfs budgetneutraal: versoepel de strenge toegang en verstreng de soepele voorwaarden om het statuut te kunnen behouden. Al deze ideeën circuleren al langer. “Alleen een crisis leidt tot echte verandering”, stelde de neoliberale roerganger Milton Friedman. “Wanneer die crisis zich voordoet, hangen de maatregelen die worden genomen af van de ideeën die in de lucht hangen.” Kwestie van ze te willen plukken, Flanders, state of the art?


Rechtszekerheid voor flexwerkers


Daarnaast is er een taskforce nodig om de precariteit van flexwerkers aan te pakken. Idealiter gebeurt dit natuurlijk door in betere contracten te voorzien, via rechtstreekse aanstelling. Maar er zijn ook andere mogelijkheden. Tijdens de coronacrisis werd het bijvoorbeeld pijnlijk duidelijk dat veel cultuurwerkers maar op de dag zelf een arbeidscontract krijgen hoewel de opdracht dikwijls al maanden gepland was in hun agenda. Er zit veel te veel tijd tussen het moment van het engagement en het uiteindelijke contract, waardoor cultuurwerkers heel lang ten onrechte in de onzekerheid blijven. Nochtans zijn speellijsten soms al jaren op voorhand vastgelegd. Om abonnementen te kunnen verkopen, maken veel cultuurhuizen soms al een jaar op voorhand een seizoenbrochure. Geef flexwerkers daarom een minimum van zekerheid via een verplichte engagementsverklaring, door middel van een contract dat de eventuele opschortende voorwaarden vastlegt. Zo verminder je het risico dat cultuurwerkers compleet afhankelijk zijn van de willekeur en goede wil van opdrachtgevers.

Voorts: responsabiliseer interimkantoren. Eis dat ze zelf ook een noodfonds opzetten met de reserves die ze opbouwden. Verplicht kantoren voor de beheerkost te werken met een vaste kostprijs per dossier, niet met een percentage op het hele bedrag, waardoor de kost van de bemiddeling veel te hoog oploopt en meestal ook voor rekening is van de cultuurwerker zelf. Zorg er ook voor dat de doelgroepvermindering voor kunstenaars die bij rechtstreekse aanstelling naar de werkgever gaat, niet in de zakken van het interimkantoor verdwijnt maar de cultuurwerker ten goede komt. Een eenvoudige oplossing: geef in het geval van interim geen korting op de werkgeversbijdrage maar op de werknemersbijdrage. Zo kan de cultuurwerker rechtstreeks van dit voordeel genieten.

De afhouding voor het Sociaal Fonds Interim is ook een probleem. Er werd ooit geprobeerd deze over te hevelen naar de sociaal fondsen van de kunstensector, maar dat werd geweigerd. Zo blijven sommigen die minder dan 65 dagen hebben gewerkt, uitgesloten van hun eindejaarspremie (die 8,33 procent van het totale jaarlijkse brutoloon bedraagt), wat discriminerend en ook wraakroepend is.

Wat de overheid natuurlijk ook kan doen, is als publieke dienst zelf een administratief bureau oprichten dat nettolonen uitkeert, zonder duur verdienmodel. In Frankrijk bestaat dit al: het ‘Guichet unique des intermittents du spectacle’. ACOD Cultuur bepleitte deze voorstellen op de hoorzitting in de Kamer op 29 mei.

 

Robrecht Vanderbeeken