Vlaamse cultuurstrijd? ACOD Cultuur is er klaar voor!

Nieuws dinsdag 31 maart 2020

 


ACOD Cultuur hield eind vorige maand haar congres, waardoor we er weer vier jaar volop tegenaan kunnen. We beslisten over een update van onze statuten. We verkozen een nieuwe voorzitter en nieuwe leden in onze besturen en/of comités. En we richtten een ondersector Podiumkunsten, een ondersector Beeldende Kunsten en een gewestelijke werking in Brussel op. Dat is nodig, want er ligt veel werk op de plank.
Sociaaleconomische uitbuiting blijft schering en inslag


Onbetaalde werktijd, ‘vrijwilligerswerk’, het misbruik van vergoedingsmodaliteiten: de precaire situatie van de cultuurwerkers wordt in tijden van besparingen systematisch erger. En hoewel de #metoo-beweging al voor flink wat bewustwording zorgde, moeten er echt nog wel meer maatregelen komen die seksisme en discriminatie aanpakken. Instrumenten aanbieden die preventie en melding faciliteren voor werkgevers die zeggen dat ze van goede wil zijn, is prima maar onvoldoende. Er moet een sanctiebeleid komen, als stok achter de deur.

Cultuurwerkers moeten ook nog veel meer de kans krijgen om hun democratische rechten te verdedigen op de werkvloer. Dit vereist niet alleen dat werkgevers sociaal overleg serieus nemen, maar ook dat cultuurwerkers meer mogelijkheden krijgen om zich op een professionele en syndicale manier te organiseren. Dat een cao Syndicale Afvaardiging nog steeds ontbreekt in de muziek- en podiumsector is bijvoorbeeld een schande. Zo is het logisch dat een toxische organisatiecultuur zoals bij Troubleyn (Jan Fabre) jarenlang kan blijven bestaan.


Sociaalculturele uitdagingen

Al deze uitdagingen dienen zich bovendien ook nog eens aan op het moment dat er volop een cultuuroffensief woedt vanuit uit rechtse, Vlaams-nationalistische hoek. Het bespaarbeleid van Jambon & co kadert immers in een censuurpolitiek met als doel de media- en cultuursector in haar greep te krijgen. Deze uitzonderlijke tijd verplicht de vakbond dus naast onze sociaaleconomische strijdpunten ook en nog meer dan voordien in te zetten op een solidaire, sociaalculturele strijd. Tegen racisme. Tegen seksisme. Tegen het fascisme 2.0.

Om effectief te zijn, moeten we een tegenmacht samen ontwikkelen met de verschillende strijdbewegingen die vandaag al in onze sector actief zijn. Vandaar dat we op ons congres ook de tijd namen voor een debat over de lopende cultuurstrijd met vertegenwoordigers van belangrijke bewegingen zoals Vuurwerk, het antiseksisme-platform Engagement, het kunstenaarscollectief State of the Arts, Extinction Rebellion en Workers for Climate.


Propagandabeleid voor de Vlaamse identiteit

De cultuurstrijd samen voeren, vereist een goed begrip van hoe die zich concreet manifesteert. ‘De cultuurstrijd’ is bijvoorbeeld geen gebeurtenis die zich nu plots zou voordoen, maar een proces dat zich voortdurend voltrekt in elke samenleving. Zoals ik in mijn boek ‘Buy Buy Art. Over de vermarkting van kunst en cultuur’ (2015, EPO) schrijf, is elke nationale cultuur opgesplitst in verschillende culturen. Er is niet één cultuur, er is niet één traditie. Er is cultuur die systeembevestigend werkt en cultuur die bevrijding uitdraagt. De wereld is dan wel een dorp geworden, in elke straat van dat dorp doet zich een sociale strijd voor en iedereen die door die straat loopt, moet positie kiezen. Zich bewust worden van deze cultuurstrijd is een voorwaarde om dat te kunnen doen, positie kiezen. Hoe is die strijd continu aan de gang? Hoe gebruiken machthebbers kunst, cultuur en media om via hun wereldbeeld hun macht te verdedigen? Dat inzicht is noodzakelijk.

Als we het vervolgens over de cultuurstrijd van de N-VA hebben, dan gaat het over het offensief van de Vlaams-nationalisten om van hun ideologie een leidcultuur te maken: de dominantie van de liberaal-burgerlijke cultuur van na mei ’68 ongedaan maken, is volgens hen nodig om de maatschappij om te vormen tot een autoritaire conservatieve natiestaat. Dat is ook de reden waarom Vlaams-nationalisten liever spreken over ‘normen en waarden’ dan over ‘rechten en vrijheden’. Dat past in een ruk verder naar rechts.


Vlaanderen excelleert!?

Met het aantreden van de regering-Jambon namen de Vlaams-nationalisten hier een ideologische vlucht vooruit. Vlaanderen zou internationaal gaan ‘excelleren’, ‘stralen’, ‘boven zichzelf uitstijgen’. Media, cultuur en onderwijs worden daarvoor als instrument in stelling gebracht. De openbare omroep krijgt een bespaar- en censuurbeleid over zich heen, inclusief het politiek ontslag van een CEO die weigerde de VRT naar de slachtbank te begeleiden. De Vlaamse identiteit uitdragen – wat dat ook moge zijn – moet prioriteit worden. De nieuwsdienst moet ‘meer diverse stemmen’ aan bod laten komen, hoewel het cordon sanitaire hier al lang doorbroken is. Lees: nog meer (extreem)rechts in de vitrine. De bestuursraad van de VRT is sinds 2020 voor de helft in handen van de Vlaams-nationalistische familie, o ironie, dankzij een gedateerd cultuurpact dat ooit in het leven is geroepen om ideologische diversiteit te garanderen. De Vlaamse regering kiest voor een afbouw van de Vlaamse omroep ten voordele van de private Vlaamse mediagroepen en wil van wat overblijft een Vlaamse staatszender maken. De openbare omroep moet zijn programma’s in de toekomst aanbieden via de private ‘Vlaamse Netflix’, in handen van Telenet, een Amerikaans bedrijf. Wat met belastinggeld gemaakt is, komt zo achter een betaalmuur te zitten.


Kunstenaars moeten ‘uithangbord’ voor Vlaanderen worden

Dit staat alleszins in de formatienota van de regering-Jambon, waarin voor het eerst in jaren aandacht is voor kunst en cultuur. Terwijl de vorige Vlaamse regering, met de slogan ‘Flanders. State of the Art’ het individuele artistieke talent wou claimen om Vlaanderen als economische regio in de markt te zetten, gaan Jambon & co een stap verder: het kunstenveld moet zelf de Vlaamse identiteit vormgeven en uitdragen. Inhoudelijke sturing dus, zoals we dat ook in Hongarije, Turkije en Polen meemaken. Cultuurprojecten die daaraan meewerken, kunnen op steun rekenen. Dat geldt ook, zoals we in de vorige Tribune al schreven, voor rijke kunstspeculanten zoals havenbaas Fernand Huts. Die zal voor zijn in kunsthistorisch opzicht bedenkelijke spektakeltentoonstellingen als ‘cultureel ambassadeur’ in de bloemetjes gezet worden via het ministerie van Toerisme. De publieke investeringen in progressieve kunstenaars worden ondertussen afgeknepen. Zowel het Vlaamse Fonds voor Literatuur als het Fonds voor Audiovisuele Media zullen achter gesloten deuren vooral aandacht besteden aan de cultuurmakers die met de ‘Vlaemsche’ vlag en wimpel aan de slag willen gaan.


Een Vlaamse canon

Het onderwijs – dat de Vlaamse elite moet opleiden – moet dan weer een Vlaamse canon promoten. Los van de bedenkingen die je kan maken bij de canonisering van de geschiedenis, is vooral het opzet bedrieglijk. Jambon & co maken ter legitimatie voortdurend de scheve vergelijking met de Nederlandse canon. Afgezien van het feit dat de vraag naar een canon in Nederland van het onderwijsveld zelf kwam, niet van bovenuit, is Nederland in tegenstelling tot Vlaanderen een natie sinds 1815. Terwijl het Vlaams-nationalisme pas is ontstaan als reactie op de vorming van de Belgische staat. Kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden herdopen tot ‘Vlaamse Meesters’, getuigt duidelijk van een politiek project als we even in herinnering brengen dat Rubens in Duitsland is geboren, Bruegel in Breda en de gebroeders Van Eyck in het prinsbisdom Luik. En hoe passen Franssprekende kunstenaars uit onze regio zoals Horta, Ensor, Verhaeren, Nobelprijswinnaar Maeterlinck of Broothaers in dit plaatje? Of de meertaligheid van de rijke Brusselse cultuursector?


Putsch 2024

Jambon & co maken van hun media- en cultuurbeleid een propagandabeleid om een separatistische agenda voor te bereiden in aanloop naar de volgende verkiezingen. De inzet: de grenzen van het huidige publieke debat en op die manier het doorsnee maatschappelijke bewustzijn proberen te verleggen om op alle maatschappelijke fronten een verrechtsing mogelijk te maken. In navolging van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka gaf de minister-president tijdens de kerstdagen aan dat hij zo’n putsch samen met het Vlaams Belang een optie vindt. Jan Jambon was overigens al openhartig over zijn intenties in een openingslezing aan de Universiteit Gent in september 2019. Daar gaf hij aan ‘dat minder dan 20 procent van de Vlamingen interesse heeft in het confederalisme. In België ligt dat percentage nog veel lager’. Om die reden wil zijn regering volop inzetten op de constructie van een Vlaamse identiteit, terwijl een minimumpensioen van 1500 euro – iets waarvoor 80 procent van de Belgen te vinden is – de Vlaamse beleidsmakers ‘van hun stoel (doet) vallen’. Ziedaar de Vlaamse democratie: de neus ophalen voor zaken met een breed draagvlak en ondertussen alle macht aanwenden om zaken te promoten waarvoor geen draagvlak bestaat.


Wat is de volgende stap?

Op 1 april – helaas zal dat niet om te lachen zijn – maakt cultuurminister Jambon zijn visienota Cultuur bekend. Het zal een voorzet zijn om decreten te kunnen aanpassen met als doel te kunnen inbreken in de subsidieronde voor organisaties die vanaf 2022 van start gaat. We herinneren eraan dat de cultuurvakbonden in het najaar samen een algemene stakingsaanzegging van onbepaalde duur indienden bij de paritaire comités om cultuurwerkers dekking te geven als ze actie willen voeren tegen dit beleid. Om samen met de andere slachtoffers van deze aanpak op te komen voor de menselijke kant van het land.

 

Robrecht Vanderbeeken